bracht
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bracht
Werkwoord
vervoeging van |
---|
brengen |
bracht
- enkelvoud verleden tijd van brengen
- Ik bracht.
- Jij bracht.
- Hij, zij, het bracht.
- Ik bracht.
Gangbaarheid
- Het woord bracht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "bracht" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be