borstzakje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • borst·zak·je

Zelfstandig naamwoord

het borstzakjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord borstzak
     Om zijn verhaal kracht bij te zetten, haalde hij een pakje Marlboro uit het borstzakje van zijn overhemd en stak er een op.[1]

Verwijzingen