boomde op
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- boom·de op
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opbomen |
boomde op
- enkelvoud verleden tijd van opbomen
- Ik boomde op.
- Jij boomde op.
- Hij, zij, het boomde op.
- Ik boomde op.
vervoeging van |
---|
opbomen |
boomde op