bonkte af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bonk·te af
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afbonken |
bonkte af
- enkelvoud verleden tijd van afbonken
- Ik bonkte af.
- Jij bonkte af.
- Hij, zij, het bonkte af.
- Ik bonkte af.
vervoeging van |
---|
afbonken |
bonkte af