blasfemeer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: blasfemeer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- blas·fe·meer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
blasfemeren |
blasfemeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blasfemeren
- Ik blasfemeer.
- gebiedende wijs van blasfemeren
- Blasfemeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blasfemeren
- Blasfemeer je?