Naar inhoud springen

bisbilles

Uit WikiWoordenboek
  • bis·bil·les

de bisbillesmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bisbille: geruzie, kibbelarij
    • De stationsarts liet hem begaan, mengde zich niet in de bisbilles met de broeders, met de patienten (…) [1]
4 % van de Nederlanders;
0 % van de Vlamingen.[2]


  • bis·billes

bisbilles mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bisbille