biologeerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bio·lo·geer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
biologeren |
biologeerden
- meervoud verleden tijd van biologeren
- Wij biologeerden.
- Jullie biologeerden.
- Zij biologeerden.
- Wij biologeerden.
vervoeging van |
---|
biologeren |
biologeerden