binnenstormde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bin·nen·storm·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
binnenstormen |
binnenstormde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van binnenstormen
- ... dat ik binnenstormde.
- ... dat jij binnenstormde.
- ... dat hij, zij, het binnenstormde.
- ... dat ik binnenstormde.