binnenkregen
Uiterlijk
- bin·nen·kre·gen
vervoeging van |
---|
binnenkrijgen |
binnenkregen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van binnenkrijgen
- ...dat wij binnenkregen.
- ...dat jullie binnenkregen.
- ...dat zij binnenkregen.
- ...dat wij binnenkregen.
- Het woord binnenkregen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.