bijkletsten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·klets·ten

Werkwoord

vervoeging van
bijkletsen

bijkletsten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van bijkletsen
    • ...dat wij bijkletsten. 
    • ...dat jullie bijkletsten. 
    • ...dat zij bijkletsten. 

Gangbaarheid