bijhield

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·hield

Werkwoord

vervoeging van
bijhouden

bijhield

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van bijhouden
    • ... dat ik bijhield. 
    • ... dat jij bijhield. 
    • ... dat hij, zij, het bijhield.