bijgaf
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bij·gaf
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bijgeven |
bijgaf
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van bijgeven
- ... dat ik bijgaf.
- ... dat jij bijgaf.
- ... dat hij, zij, het bijgaf.
- ... dat ik bijgaf.
Gangbaarheid
- Het woord bijgaf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.