bewerk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·werk

Werkwoord

vervoeging van
bewerken

bewerk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bewerken
    • Ik bewerk. 
  2. gebiedende wijs van bewerken
    • Bewerk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bewerken
    • Bewerk je?