betutteld
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·tut·teld
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van betuttelen: de stam met de uitgang -d, zonder ge- vanwege voorvoegsel
Werkwoord
vervoeging van: | betuttelen… |
verbogen vorm: | betuttelde |
betutteld
- voltooid deelwoord van betuttelen