betrek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·trek

Werkwoord

vervoeging van
betrekken

betrek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van betrekken
    • Ik betrek. 
  2. gebiedende wijs van betrekken
    • Betrek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van betrekken
    • Betrek je? 

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be