besteeg
Uiterlijk
- be·steeg
| vervoeging van |
|---|
| bestijgen |
besteeg
- enkelvoud verleden tijd van bestijgen
- Ik besteeg.
- Jij besteeg.
- Hij, zij, het besteeg.
- Ik besteeg.
- Het woord besteeg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.