bespoedig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·spoe·dig
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bespoedigen |
bespoedig
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bespoedigen
- Ik bespoedig.
- gebiedende wijs van bespoedigen
- Bespoedig!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bespoedigen
- Bespoedig je?