bespeelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·speelt

Werkwoord

vervoeging van
bespelen

bespeelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bespelen
    • Jij bespeelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bespelen
    • Hij bespeelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bespelen
    • Bespeelt!