besjoemelde
Uiterlijk
- Geluid: besjoemelde (hulp, bestand)
- be·sjoe·mel·de
vervoeging van |
---|
besjoemelen |
besjoemelde
- enkelvoud verleden tijd van besjoemelen
- Ik besjoemelde.
- Jij besjoemelde.
- Hij, zij, het besjoemelde.
- Ik besjoemelde.
- verbogen vorm van besjoemeld, voltooid deelwoord van besjoemelen