beschimmelden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·schim·mel·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beschimmelen |
beschimmelden
- meervoud verleden tijd van beschimmelen
- Wij beschimmelden.
- Jullie beschimmelden.
- Zij beschimmelden.
- Wij beschimmelden.
vervoeging van |
---|
beschimmelen |
beschimmelden