bescheurt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·scheurt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bescheuren |
bescheurt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bescheuren
- Jij bescheurt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bescheuren
- Hij bescheurt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bescheuren
- Bescheurt!