beschadigden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·scha·dig·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beschadigen |
beschadigden
- meervoud verleden tijd van beschadigen
- Wij beschadigden.
- Jullie beschadigden.
- Zij beschadigden.
- Wij beschadigden.
vervoeging van |
---|
beschadigen |
beschadigden