Naar inhoud springen

benoemde

Uit WikiWoordenboek
Versie door Snorrebot (overleg | bijdragen) op 28 okt 2019 om 12:24 (→‎top: vervoeging)
  • be·noem·de
vervoeging van
benoemen

benoemde

  1. enkelvoud verleden tijd van benoemen
    • Ik benoemde. 
    • Jij benoemde. 
    • Hij, zij, het benoemde. 
  2. verbogen vorm van benoemd, voltooid deelwoord van benoemen
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be