benedijt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·ne·dijt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
benedijen |
benedijt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van benedijen
- Jij benedijt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van benedijen
- Hij benedijt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van benedijen
- Benedijt!
Gangbaarheid
- Het woord benedijt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.