bemoedig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·moe·dig

Werkwoord

vervoeging van
bemoedigen

bemoedig

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bemoedigen
    • Ik bemoedig. 
  2. gebiedende wijs van bemoedigen
    • Bemoedig! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bemoedigen
    • Bemoedig je?