bemeubel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·meu·bel

Werkwoord

vervoeging van
bemeubelen

bemeubel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bemeubelen
    • Ik bemeubel. 
  2. gebiedende wijs van bemeubelen
    • Bemeubel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bemeubelen
    • Bemeubel je?