Naar inhoud springen

bellenblies

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bel·len·blies

Werkwoord

vervoeging van
bellenblazen

bellenblies

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van bellenblazen
    • ... dat ik bellenblies. 
    • ... dat jij bellenblies. 
    • ... dat hij, zij, het bellenblies.