beliegt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·liegt

Werkwoord

vervoeging van
beliegen

beliegt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beliegen
    • Jij beliegt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beliegen
    • Hij beliegt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beliegen
    • Beliegt!