belichaamt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·li·chaamt

Werkwoord

vervoeging van
belichamen

belichaamt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van belichamen
    • Jij belichaamt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van belichamen
    • Hij belichaamt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van belichamen
    • Belichaamt!