begaffelt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·gaf·felt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
begaffelen |
begaffelt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begaffelen
- Jij begaffelt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begaffelen
- Hij begaffelt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van begaffelen
- Begaffelt!