beetneemt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • beet·neemt

Werkwoord

vervoeging van
beetnemen

beetneemt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beetnemen
    • ... dat jij beetneemt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beetnemen
    • ... dat hij beetneemt.