bearbeidt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ar·beidt

Werkwoord

vervoeging van
bearbeiden

bearbeidt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bearbeiden
    • Jij bearbeidt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bearbeiden
    • Hij bearbeidt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bearbeiden
    • Bearbeidt!