batikt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·tikt

Werkwoord

vervoeging van
batikken

batikt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van batikken
    • Jij batikt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van batikken
    • Hij batikt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van batikken
    • Batikt!