Naar inhoud springen

barreert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bar·reert

Werkwoord

vervoeging van
barreren

barreert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van barreren
    • Jij barreert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van barreren
    • Hij barreert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van barreren
    • Barreert! 

Gangbaarheid