balkons

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bal·kons

Zelfstandig naamwoord

de balkonsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord balkon
     Buiten zie je Amsterdamse grachtenpanden met Franse balkons.[1]
     Gabardinebroek, tweed of lood en bruine wandelschoenen betekende een burger, zoals die op de balkons aan de Strandvâgen 'Bombardeer Hanoi'stonden te schreeuwen wanneer de demonstranten eronder voorbijliepen op weg naar de VS-ambassade.[2]

Verwijzingen

  1. All-inclusive” op Wikipedia (2006), A.W. Bruna Uitgevers op Wikipedia, ISBN 90-229-9182-2
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044633535