badget

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • badget

Werkwoord

vervoeging van
badgen

badget

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van badgen
    • Jij badget. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van badgen
    • Hij badget. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van badgen
    • Badget! 

Gangbaarheid