autocros

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·cros

Werkwoord

vervoeging van
autocrossen

autocros

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van autocrossen
    • Ik autocros. 
  2. gebiedende wijs van autocrossen
    • Autocros! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van autocrossen
    • Autocros je? 
Gelijkklinkende woorden

Gangbaarheid