ausculteert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ausculteert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- aus·cul·teert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ausculteren |
ausculteert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ausculteren
- Jij ausculteert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ausculteren
- Hij ausculteert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ausculteren
- Ausculteert!