auditeerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: auditeerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- au·di·teer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
auditeren |
auditeerde
- enkelvoud verleden tijd van auditeren
- Ik auditeerde.
- Jij auditeerde.
- Hij, zij, het auditeerde.
- Ik auditeerde.