attribueert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • at·tri·bu·eert

Werkwoord

vervoeging van
attribueren

attribueert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van attribueren
    • Jij attribueert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van attribueren
    • Hij attribueert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van attribueren
    • Attribueert!