assorteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • as·sor·teert

Werkwoord

vervoeging van
assorteren

assorteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van assorteren
    • Jij assorteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van assorteren
    • Hij assorteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van assorteren
    • Assorteert!