assembleert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: assembleert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- as·sem·bleert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
assembleren |
assembleert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van assembleren
- Jij assembleert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van assembleren
- Hij assembleert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van assembleren
- Assembleert!