assaisoneert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- as·sai·so·neert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
assaisoneren |
assaisoneert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van assaisoneren
- Jij assaisoneert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van assaisoneren
- Hij assaisoneert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van assaisoneren
- Assaisoneert!