armlastig
Uiterlijk
- arm·las·tig
- Afgeleid van het verouderde armenlast (de kosten om arme mensen te ondersteunen) met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | armlastig | armlastiger | armlastigst |
verbogen | armlastige | armlastigere | armlastigste |
partitief | armlastigs | armlastigers | - |
armlastig
- arm, hulpbehoevend
- Een nieuw stadshuis is veel te duur voor die armlastige gemeente.
- Het woord armlastig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "armlastig" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be