argwaant

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • arg·waant

Werkwoord

vervoeging van
argwanen

argwaant

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van argwanen
    • Jij argwaant. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van argwanen
    • Hij argwaant. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van argwanen
    • Argwaant!