antichambreer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- an·ti·cham·breer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
antichambreren |
antichambreer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van antichambreren
- Ik antichambreer.
- gebiedende wijs van antichambreren
- Antichambreer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van antichambreren
- Antichambreer je?