annonceerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·non·ceer·de

Werkwoord

vervoeging van
annonceren

annonceerde

  1. enkelvoud verleden tijd van annonceren
    • Ik annonceerde. 
    • Jij annonceerde. 
    • Hij, zij, het annonceerde.