akkert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ak·kert

Werkwoord

vervoeging van
akkeren

akkert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van akkeren
    • Jij akkert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van akkeren
    • Hij akkert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van akkeren
    • Akkert!