agendeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • agen·deert

Werkwoord

vervoeging van
agenderen

agendeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van agenderen
    • Jij agendeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van agenderen
    • Hij agendeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van agenderen
    • Agendeert!