afweet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·weet

Werkwoord

vervoeging van
afweten

afweet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afweten
    • ... dat ik afweet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afweten
    • ... dat jij afweet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afweten
    • ... dat hij afweet.